Een inleiding tot de c()-functie in r
U kunt de functie c() in R gebruiken om drie algemene taken uit te voeren:
1. Maak een vector.
2. Voeg meerdere vectoren samen.
3. Maak kolommen in een dataframe.
Deze functie gebruikt de volgende basissyntaxis:
my_vector <- c(value1, value2, value3, ...)
Merk op dat c() “combineren” betekent, omdat het wordt gebruikt om meerdere waarden of objecten tot één te combineren .
De volgende voorbeelden laten zien hoe u deze functie in de praktijk kunt gebruiken.
Voorbeeld 1: Gebruik c() om een vector te maken
De volgende code laat zien hoe u c() gebruikt om een numerieke vector te maken:
#create digital vector numeric_vector <- c(4, 7565, 15, 93.22, 100, 50, 0) #display digital vector numeric_vector [1] 4.00 7565.00 15.00 93.22 100.00 50.00 0.00
We kunnen ook c() gebruiken om een karaktervector te maken:
#create character vector char_vector <- c('A', 'C', 'L', 'M', 'O') #display character vector char_vector [1] “A” “C” “L” “M” “O”
Voorbeeld 2: Gebruik c() om meerdere vectoren aan elkaar te koppelen
De volgende code laat zien hoe u c() gebruikt om meerdere vectoren samen te voegen tot één:
#define two vectors vec1 <- c(4, 15, 19, 18) vec2 <- c(10, 100, 40, 20, 80, 85) #concatenate vectors into one vec3 <- c(vec1, vec2) #view concatenated vector vec3 [1] 4 15 19 18 10 100 40 20 80 85
Voorbeeld 3: Gebruik c() om kolommen in een dataframe te maken
De volgende code laat zien hoe u c() gebruikt om kolommen in een dataframe in R te maken:
#create data frame with three columns df <- data. frame (team=c('A', 'B', 'C', 'D', 'E'), points=c(99, 90, 86, 88, 95), assists=c(33, 28, 31, 39, 34)) #view data frame df team points assists 1 A 99 33 2 B 90 28 3 C 86 31 4 D 88 39 5 E 95 34
Het resultaat is een dataframe met drie kolommen, elk gemaakt met behulp van de functie c() .
Aanvullende bronnen
In de volgende tutorials wordt uitgelegd hoe u andere veelvoorkomende functies in R kunt gebruiken:
Hoe de functies plakken en plakken0 in R te gebruiken
Hoe de functie Replace() in R te gebruiken
Hoe de View()-functie in R te gebruiken
Hoe de rep()-functie in R te gebruiken