Hoe is.null in r te gebruiken (met voorbeelden)
U kunt de functie is.null in R gebruiken om te testen of een gegevensobject NULL is.
Deze functie gebruikt de volgende basissyntaxis:
is. null (x)
Goud:
- x : Een R-object om te testen
De volgende voorbeelden laten zien hoe u deze functie in verschillende scenario’s kunt gebruiken.
Voorbeeld 1: Gebruik is.null om te controleren of het object NULL is
De volgende code laat zien hoe u is.null gebruikt om te testen of twee verschillende vectoren gelijk zijn aan NULL:
#create non-null vector x <- c(1, 4, 15, 6, 7) #test if x is NULL is. null (x) [1] FALSE #create null vector y <- NULL #test if y is NULL is. null (y) [1] TRUE
De functie is.null retourneert FALSE voor de eerste vector en TRUE voor de tweede vector.
Merk ook op dat is.null TRUE retourneert als een vector bestaat maar leeg is:
#create empty vector x <- c() #test if x is NULL is. null (x) [1] TRUE
Voorbeeld 2: Gebruik !is.null om te controleren of het object niet NULL is
De volgende code laat zien hoe u !is.null gebruikt om te testen of twee verschillende vectoren niet gelijk zijn aan NULL:
#create non-null vector x <- c(1, 4, 15, 6, 7) #test if x is not NULL !is. null (x) [1] TRUE #create non-null vector y <- NULL #test if y is not NULL !is. null (y) [1] FALSE
De functie !is.null retourneert TRUE voor de eerste vector en FALSE voor de tweede vector.
Aanvullende bronnen
In de volgende tutorials wordt uitgelegd hoe u andere veelvoorkomende bewerkingen met ontbrekende waarden in R kunt uitvoeren:
Hoe gebruik je is.na in R?
Hoe na.rm te gebruiken in R
Hoe na.omit te gebruiken in R