A: hoe de functie lapply() met meerdere argumenten te gebruiken
De functie lapply() in R kan worden gebruikt om een functie toe te passen op elk element van een lijst, vector of dataframe en dienovereenkomstig een lijst te verkrijgen.
Om de functie lapply() met meerdere argumenten te gebruiken, kunt u de volgende basissyntaxis gebruiken:
#define function my_function <- function (var1,var2,var3){ var1*var2*var3 } #apply function to list using multiple arguments lapply(my_list, my_function, var2=3, var3=5)
Het volgende voorbeeld laat zien hoe u deze syntaxis in de praktijk kunt gebruiken.
Voorbeeld: Hoe lapply() te gebruiken met meerdere argumenten in R
Stel dat we de volgende lijst in R hebben:
#create a list my_list <- list(A=1, B=2, C=3, D=4) #view list my_list $A [1] 1 $B [1] 2 $C [1] 3 $D [1] 4
De volgende code definieert een functie die drie variabelen accepteert en de drie variabelen met elkaar vermenigvuldigt, en gebruikt vervolgens de functie lapply() om deze functie op elke waarde in onze lijst toe te passen:
#define function my_function <- function (var1,var2,var3){ var1*var2*var3 } #apply function to list using multiple arguments lapply(my_list, my_function, var2=3, var3=5) $A [1] 15 $B [1] 30 $C [1] 45 $D [1] 60
Merk op dat de functie lapply() elke waarde in de lijst vermenigvuldigt met 3 en vervolgens met 5.
Bijvoorbeeld:
- Eerste waarde in de lijst: 1 * 3 * 5 = 15
- Tweede waarde in de lijst: 2 * 3 * 5 = 30
- Derde waarde in de lijst: 3 * 3 * 5 = 45
- Vierde waarde in de lijst: 4 * 3 * 5 = 60
Met een vergelijkbare syntaxis kunt u zoveel argumenten opgeven als u wilt voor de functie lapply() .
Aanvullende bronnen
In de volgende tutorials wordt uitgelegd hoe u andere veelvoorkomende taken in R kunt uitvoeren:
Hoe u een functie toepast op elke dataframerij in R
Hoe de functie colSums() in R te gebruiken
Hoe de functie rowSums() in R te gebruiken