Resultaat of gebeurtenis: wat is het verschil?


Twee termen die studenten vaak verwarren in de statistiek zijn resultaat en gebeurtenis .

Hier is het subtiele verschil tussen de twee termen:

Resultaat: Het resultaat van een willekeurig experiment.

  • Er zijn bijvoorbeeld zes mogelijke uitkomsten bij het gooien van een dobbelsteen: 1, 2, 3, 4, 5 of 6.

Gebeurtenis: een reeks uitkomsten waaraan een waarschijnlijkheid wordt toegekend.

  • Een mogelijke ‘gebeurtenis’ kan bijvoorbeeld een even getal krijgen. De kans dat deze gebeurtenis zich voordoet is 1/2.

De volgende voorbeelden tonen andere scenario’s die het verschil tussen resultaten en gebeurtenissen illustreren.

Voorbeeld 1: kaartspel

Stel dat we willekeurig een kaart trekken uit een standaard kaartspel van 52 kaarten.

De vier mogelijke uitkomsten voor de kleur van de kaart zijn:

  • Hart
  • Schoppen
  • diamant
  • club

Eén van deze vier uitkomsten moet plaatsvinden.

Er zijn echter veel verschillende gebeurtenissen waaraan we een waarschijnlijkheid willen toekennen. Bijvoorbeeld:

Gebeurtenis 1: Teken een hart

  • De waarschijnlijkheid dat deze gebeurtenis zich voordoet is 13/52 of 1/4.

Gebeurtenis 2: Teken een hart of een schoppen

  • De waarschijnlijkheid dat deze gebeurtenis plaatsvindt is 26/52 of 1/2.

Gebeurtenis 3: Trek een kaart die geen hart is

  • De waarschijnlijkheid dat deze gebeurtenis plaatsvindt is 39/52 of 3/4.

Er zijn nog veel meer gebeurtenissen die we ons kunnen voorstellen en waar we waarschijnlijkheid aan kunnen toewijzen, maar dit zijn slechts drie eenvoudige gebeurtenissen.

Voorbeeld 2: Knikkers uit een zak trekken

Stel dat er in een zakje 3 rode knikkers, 5 groene knikkers en 2 blauwe knikkers zitten.

Als we onze ogen sluiten en willekeurig een knikker uit de zak kiezen, zijn de drie mogelijke uitkomsten voor de kleur van de knikker:

  • Rood
  • Groente
  • Blauw

Eén van deze vier uitkomsten moet plaatsvinden.

Er zijn echter veel verschillende gebeurtenissen waaraan we een waarschijnlijkheid willen toekennen. Bijvoorbeeld:

Gebeurtenis 1: Teken een blauwe knikker

  • De kans dat deze gebeurtenis zich voordoet is 2/10 of 1/5.

Gebeurtenis 2: Teken een blauwe of groene knikker

  • De kans dat deze gebeurtenis zich voordoet is 7/10.

Gebeurtenis 3: Teken een knikker die niet blauw is

  • De kans dat deze gebeurtenis zich voordoet is 8/10 of 4/5.

Dit zijn drie gebeurtenissen waarvoor we gemakkelijk de waarschijnlijkheid kunnen berekenen.

Aanvullende bronnen

Hoe u de waarschijnlijkheid van “minstens één” succes kunt bepalen
Hoe de waarschijnlijkheid van A of B te vinden
Hoe de waarschijnlijkheid van A en B te vinden

Einen Kommentar hinzufügen

Deine E-Mail-Adresse wird nicht veröffentlicht. Erforderliche Felder sind mit * markiert